De god Enki (Ea) werd bij de Soemeriërs ook wel de "ushumgal"
genoemd,
wat "grote slang" oftewel "draak" betekend, en volgens zowel de
Soemerische als de Akkadische mythen, plantte hij een prachtige
fruitboom in de Mesopotamische stad Eridu, genaamd de "Mes/Mesu"-boom
en een andere donkere bewonderenswaardige boom welke de Soemeriërs de
"Gishkin"-boom noemden en de Akkadiërs de "Kishkanu"-boom. Deze
mythen vertonen hierdoor enige gelijkenissen met het verhaal van Adam
en Eva uit de Bijbel waar er sprake is van een boom van de "kennis van
goed en kwaad" en een zogenaamde "boom des levens" (wiens vruchten het
eeuwige leven zouden geven), en een zekere "slang" die daar verbleef.
In het Babylonische Gilgamesj-epos zocht koning Gilgamesj naar het geheim van het eeuwige leven dat hij na een lange zoektocht uiteindelijk vond in een zeldzame zeer moeilijk te vinden plant welke hij helaas op zijn terugweg op ongelukkige wijze verloor. Het is opmerkelijk dat volgens de verhalen zowel de Kiskanu-boom als de plant van het eeuwige leven beiden in het water zouden groeien. Mogelijk zou deze plant een genezende en vitaliserende werking hebben waardoor men mogelijk gezonder en langer zou kunnen leven. Waarschijnlijk om de bevolkingsgroei te beperken zouden de "goden" deze plant dan ook slechts alleen maar voor zichzelf op gelimiteerde schaal hebben gekweekt binnen een beveiligd gebied zoals in de hof van Eden dat volgens het Bijbelverhaal dan ook streng bewaakt werd door een engel met een vlammend zwaard.
De Bijbel verteld hoe de "Heer" woedend was toen hij er achter kwam dat Adam en Eva van de vrucht van de "boom van kennis van goed en kwaad" hadden gegeten en verbande ze vervolgens onmiddelijk uit de hof van Eden voordat ze ook van de "boom des levens" zouden eten en daardoor het eeuwige leven zouden verkrijgen. Alhoewel de meesten denken dat deze vrucht een appel betreft staat er niet geschreven om wat voor soort vrucht het in feite gaat.
Eva zou volgens de tekst verleid zijn geweest door een "slang", maar het is belangrijk om te weten dat deze in dit betreffende verhaal geen "duivel" werd genoemd maar simpelweg: "satan", wat Klassiek-Hebreeuws is voor "tegenstander", maar het is dus geen eigenlijke naam. Het is begrijpelijk dat hij "tegenstander" werd genoemd omdat hij iets gedaan had wat tegen de wil van God was en volgens de Bijbel werd hij dan ook vervloekt zodat hij de rest van zijn leven op zijn buik zou kruipen en stof zou happen. Volgens de Joodse legendes (welke, voor de duidelijkheid, geen onderdeel zijn van de Joodse heilige geschriften) was de slang vroeger bijzonder groot van formaat, zou eens de slimste onder de dieren geweest zijn, oprecht hebben gestaan, en qua vorm op de mens hebben geleken voordat na de "zondeval" zijn mentale vermogens afnamen en zijn lichaam degenereerde waarbij hij tevens zijn voeten verloor. (Zie het boek: "Legends of the Jews" (1909) door Louis Ginzberg.)
Het geloof in de
duivel als een gehoornde man met geitenhoeven is slechts een
(mogelijk middeleeuws)e fabricatie van het Christendom, want in wezen
stelt deze beschrijving een satyr voor; een mythisch wezen dat half
mens en half geit is, net zoals Pan; één van de oude goden van de
"oude religie" (het Paganisme). Het Engelse woord "devil"
(''d' evil" or "the evil") hint naar een van oorsprong
conceptueel woord - namelijk: "het kwade" - in plaats van
een eigenlijke naam, en wordt in het algemeen gebruikt als een
archetypische naam voor alles/datgene dat slecht is.
Dit
verhaal over een "slang" die iets doet dat tegen de
wil van de Heer in druist doet ergens wel denken aan Enki (Heer van
de aarde) en Enlil (Heer van de hemel) in de oude Mesopotamische
mythen. Volgens de mythen zou Enki de mensheid intelligenter hebben
gemaakt, wat tegen de wil was van zijn halfbroer Enlil; de god met de
hoogste autoriteit. Toen op een gegeven moment dan ook een
oorlog uitbrak tussen hun partijen zou het dan ook niet vreemd zijn
dat Enki dan ook als tegenstander werd aangewezen door Enlil aan
zijn volgers en profeten.
In oude culturen zoals het oude
Egypte en Meso-Amerika is de slang in feite het eeuwenoude symbool
voor wijsheid en transformatie en zou mogelijk het symbool geweest
zijn van het ras van de buitenaardse bezoekers die de "zonen
Gods" werden genoemd in het boek Genesis van de Bijbel en andere
oude teksten.
Vrij vertaald naar het Nederlands uit de Engelse
versie van het boek: "Inwijding" van Elisabeth Haich (meer
over dit boek in het volgende hoofdstuk):
"Vervolgens nam hij de gouden hoepel met aan het einde de kop van een slang en bevestigd hij het stevig aan het witte zijden kleed over mijn voorhoofd. Het is het symbool van de leden van het heersende ras, de Zonen Gods. Het is het symbool van de ingewijden..." (Pagina 128)
"We gebruiken de rechtop staande slang als het symbool van inwijding, als de meesteres van de boom van herkenning en kennis." (Pagina 256)
"Aan de voorkant, vertoond de schakel van goud de kop van een slang, symbool van de voortbrengende energie van leven, getransformeerd en gespiritualiseerd." (Pagina 313)
Volgens het werk van het "Chronicle Project" werd de "boom van kennis (van goed en kwaad)" vertaald als de "tree of remembers" (boom van het zich weer herinneren) ; een boom van kennis van "bevredigen en vrees", en bevond zich in het midden van het omheind gebied. Hetgeen dat men van deze boom at had het vermogen om de mens te transfigureren en daarbij de geest op te tillen naar het veel hogere waarnemingsniveau van de Stichters, en dit werd Eva door een verder niet beschreven "opzichter" (de "slang" in de Bijbel", mogelijk Enki) verteld. De opzichter vertelde haar daarnaast dat ze niet zou sterven als ze van de boom at mits ze haar transfiguratie zou voortzetten. (Dit doet denken aan het gebruik van een zeer sterke psychoactieve drug waarbij innerlijk verzet zeer gevaarlijk kan zijn.) Waar in de Bijbel gesproken werd van een andere "Boom van Eeuwig Leven" - welke streng bewaakt werd nadat Adam en Eva uit de tuin verbannen waren - zou dit volgens de vertaling eigenlijk om dezelfde boom gaan aangezien deze boom tevens de "tree of remembers" werd genoemd.
Het apocriefe boek genaamd: De
openbaring van Adam", een tekst uit de pas in het jaar 1945
gevonden Nag Hammadi-geschriften, en waarvan men verondersteld
dat het van Gnostische origine is, verhaalt net zoals in andere
gnostische geschriften over een zekere scheppergod; ofwel:
"demiurg" genoemd. Het woord demiurg vind zijn oorsprong in
het Griekse woord "dēmiourogos" wat letterlijk:
"ambachtsman" betekend, oftewel een bouwer of een schepper.
In de betreffende gnostische tekst wordt de demiurg beschreven als de
schepper van de materiële wereld, dus met inbegrip van de eerste
mensen: Adam en Eva. Dit verhaal spreekt echter niet over een
"vrucht" of een appel, maar over een zekere "kennis";
namelijk de kennis van de "eeuwige God", welke Eva aan Adam
toevertrouwde.
Uit de context van de tekst kan worden
aangenomen dat deze eeuwige God niet dezelfde god betreft als de
scheppergod welke specifiek: "de Heer die ons geschapen heeft"
wordt genoemd. Er staat zelfs dat Adam en Eva meer verheven waren dan
de god die ze schiep. Het gegeven van zowel een alomvattende eeuwige
God en een "mindere" scheppergod komt in meer oude teksten
voor die om deze reden dan ook als Gnostisch zijn beschouwd en
daarvoor niet in de latere Bijbel zijn opgenomen. Verscheidene
Gnostische systemen zien zowel de demiurg als de materiële wereld
als creaties van het kwaad, en de niet-materiële (geesten-)wereld
als goed; De reden voor deze beschouwing zou ontstaan kunnen zijn
vanwege de pogingen van de scheppergod op de mensheid in de grote
vloed te vernietigen. Het is waarschijnlijk dat - vanwege deze
conflicterende ideologie - Gnostische teksten niet zijn ingegrepen in
de Bijbel.
Een citaat uit: "De openbaring van Adam",
als deel van de "De Nag Hammadi Geschriften" (vertaald door
Jacob Slavenburg en Willem Glaudemans):
"Hoor mijn
woorden, mijn zoon Seth! Toen God mij en jouw moeder, Eva, uit de
aarde geschapen had, wandelde ik met haar in de heerlijkheid, die zij
aanschouwd had, wandelde ik met haar in de heerlijkheid, die zij
aanschouwd had in de eeuwige eon waaruit wij waren voorgekomen. Zij
leerde mij een woord van gnosis (*) van de eeuwige God. En wij leken
grote eeuwige engelen, want we waren hoger dan de god die ons
geschapen had en de krachten, die met hem waren en die wij niet
kenden.
Toen scheidde god, der heerser der eonen en de
krachten ons in boosheid. En we werden tot twee eonen. En de
heerlijkheid die in ons hart was, verliet ons, mij en je moeder Eva,
en ook de eerste gnosis die in ons geademd had. En zij (de
heerlijkheid) vlood uit ons weg en ging op in de [...] grote [...]
[...] die niet uit die eon, waaruit wij - je moeder Eva en ik -
ontstaan waren, is voortgekomen. Maar ze (de gnosis) vloeide in het
zaad van de grote eonen. En om deze reden heb ik jou dan ook genoemd
met de naam Mens, (hij) die het zaad is van het grote geslacht of wat
(daar)van (afstamt). Na die dagen verwijderde de eeuwige gnosis van
de God der Waarheid zich van mij en (van) jouw moeder, Eva. Van die
tijd af leerden we over dode dingen, zoal de menselijke.
Toen
leerden wij ook de god kennen die ons geschapen had. Want we waren
niet vreemd aan zijn krachten. En we dienden hem in vrees en
slavernij. En na dit alles werden we in onze harten verduisterd. Ik
sliep nu in het denken van mijn hart."
(* Gnosis
= kennis)
Alhoewel volgens de readings van Edgar Cayce de hof van
Eden ooit werkelijk een fysieke plaats zou zijn geweest, zou het
verhaal van Adam en Eva slechts symbolisch moeten worden
geïnterpreteerd. Volgens zijn readings is de Bijbel het symbolische
verslag van de terugval in het vlees (in Genesis) en het herstel van
de menselijke ziel naar zijn goddelijke oorsprong (in Openbaringen).
De "zondeval van de mens" zouden we moeten zien als de
afdaling vanuit het "Paradijs van God"; het oorspronkelijke
goddelijke bewustzijn, naar een "mensenzoon" of een
"mensendochter"; een wezen van vlees en bloed met een
verlaagd bewustzijn. Gedurende het tijdperk van Lemurië, wat
voorafging aan het Atlantische tijdperk, zou de mens namelijk nog een
wezen geweest zijn met een hoger bewustzijn dat gebruik maakte
van een soort fijnstoffelijk lichaam in plaats van een
lichaam van vlees en bloed.
Het figuurlijke "eten van de
appel" symboliseerde de kennis (maar kennis zonder wijsheid) van
vleselijke verlangens en de "slang" symboliseerde het
deelnemen aan seksuele verlangens. Hierdoor ontstonden lichamelijke
begeerte, het begrip van geslachtsgemeenschap en seksuele relaties.
Door begeerte ontstond er echter ook zonde, waardoor de mens nog
verder zijn contact met zijn ware goddelijke oorsprong verloor. (Als
iemand zondigt doet hij iets waar hij diep van binnen spijt van
heeft.) Zowel wilsbeheersing als het onvermogen hiervan gingen dus
tevens deel uitmaken van de menselijke ervaring. (Gebaseerd op Edgar
Cayce Reading 364-5 en anderen.)
Zecharia Sitchin schreef in
zijn boek: "Genesis Revisited" (1990) dat het "kennen"
in feite een bijbels begrip is waarmee men geslachtsgemeenschap
bedoelde met het doel om zich voort te planten. Toen Adam en Eva de
"kennis" verkregen betekende dit slechts dat ze hun
seksualiteit ontdekten. Dit wordt echter in het Nederlands vertaald
als "gemeenschap hebben met". (Genesis 4:1; Engels: And
Adam knew Eve his wife..."; Nederlands: "Adam had
gemeenschap met Eva...")
Volgens de lezingen van de
Amerikaanse helderziende Paul Solomon (1939-1994) symboliseert het
"eten van de boom der kennis van goed en kwaad" de
scheiding van de kennis dat "Wij van God zijn" en de
identificatie dat hierbij de appel was; het lichamelijke. Toen de
mens zichzelf als mens dacht, verloor hij zijn identiteit als God.
(Bron: Reading
176, 7/73.) De deelname aan de opdeling van het zelf in de twee
aan elkaar tegengestelde energieën, wat de scheiding tussen het
mannelijke en het vrouwelijke toeliet bij de mens, zwangerschappen
mogelijk maakte, en ook het brein opdeelde in de twee hemisferen; de
linker en de rechterhelft. Dit was daarmee het begin van alle
gedachten aan competitie, van herkenning van duisternis, het was de
geboorte van angst (de hiervoor nooit ervaren tegenpool van liefde),
het was het begin van alles wat een ziel over bewustzijn zou moeten
leren in deze tijd om de schijn van dualiteit op te heffen en het
individu alleen het licht te laten ervaren zonder de duisternis als
referentiepunt, dus zonder de duisternis nodig te hebben om het
verschil te zien. En zo is het met: liefde en angst, goed en kwaad,
in andere woorden: alle zaken die je ziet als afgescheiden en
dualiteit, en het is het doel om hetgeen terug te brengen wat eerder
verdeeld was in bewustzijn en heelheid te scheppen. Deze symboliek is
tevens terug te vinden in de Chinese yin-yang waarbij het duidelijk
is dat beide helften, alhoewel tegengesteld aan elkaar, toch samen
deel uitmaken van het geheel.
Trance-medium Daan Akkerman
vermelde in zijn boek "Lanto 1: Atlantis en ufo's (2003)" dat het verhaal
van de hof van Eden een puur symbolisch verhaal was over de overgang
tussen het tijdperk van Lemurië naar dat van Atlantis. Tijdens deze
overgang werd de zoals hierboven beschreven "schijnbare"
dualiteit voor het eerst werd ingevoerd, zoals dit gegeven in het
Bijbelse verhaal gesymboliseerd werd door de "boom van kennis
van goed en kwaad", net zoals de opdeling in mannelijke en
vrouwelijke geslachten, zoals in het verhaal werd
beschreven dat Eva gemaakt zou zijn uit een rib van Adam.
In
het boek "Her-inneren" (2000) vertelt schrijver Steve
Rother - die een collectief zielen van gene zijde beweert te
channelen die hij "de Groep" noemt - over een groep
"afvalligen" van een naburige planeet die het mensenras
wilde overheersen in de vroege geschiedenis van de mensheid. In deze
tijd noemden men hen "goden" omdat men vond dat ze beter
waren dat zichzelf. De oorspronkelijke bedoeling van de veroveraars
was een ras van onderdanige wezens te creëren. Men noemde deze groep
"afvalligen" omdat dit gedrag door de meerderheid niet
getolereerd werd op de planeet waar ze vandaan kwamen. Als gevolg
hiervan zijn er tijden in de geschiedenis geweest waarin men
slavernij acceptabel gedrag vond. In hun pogingen om het mensenras
onder controle te houden heeft dit ras hun DNA veranderd en het laten
samengaan met hun eigen DNA, waardoor ze nu beschouwd worden als één
van de zes voorouderlijke stam- of wortelrassen. Ze waren van plan de
mensheid onwetend te houden over zijn ware erfgoed en zodoende ook
over hun eigen kracht.
Door voorplanting begon het onderdanige mensenras echter iets van de eigen kracht te ontdekken (het scheppende vermogen waarschijnlijk), en toen deze stuk voor stuk werd opgeëist werd beschouwde men de mens als "verdorven" en werd uit hun midden gestoten. (Het project was blijkbaar mislukt.) Later werd dit in de oude geschriften "de verdrijving uit het paradijs" genoemd. Tenslotte werd het idee van een onderdanig ras helemaal losgelaten. De afvalligen die deze controle uitoefenden hadden zich in die tijd weer herenigd met hun eigen oudsten. In de latere jaren hadden deze afvalligen en hun oudsten veel gedaan om de mensheid te helpen zelfstandig te worden voordat zij de planeet helemaal verlieten. Ze zijn nu in de huidige tijd teruggekeerd om de mensheid te helpen met de overgangsperiode naar de nieuwe tijd. Ze zijn hier en spelen een grote rol binnen de huidige evolutie. Ze zaaien tevens zaden om ons DNA te "her-groeperen" om signalen te ontvangen die voorheen buiten ons ontvangstbereik lagen.
De afvalligen waarover Rother spreek heeft natuurlijk betrekking op de Anunnaki. Het impliceert dat zij onder ons zijn - waarschijnlijk in geestesvorm - om ons te begeleidend door middel van de overdracht van gedachtes en ideeën. Mogelijk had hun invloed tevens geleid tot de vertaling van de oude Soemerische teksten en de vondst van bepaalde Gnostische teksten, om de gebeurtenissen te verhelderen die zich later zo diep in onze religies verankerd hebben, met het doel om ze beter te begrijpen en om misverstanden op te helderen.
Edgar Cayce gaf in een bepaalde lezing tevens een verklaring voor de ongewoon lange leeftijden voor Adam, Eva en andere Bijbelse personages, waarvan sommigen meerdere honderden jaren zouden hebben geleefd. Volgens Edgar Cayce zou men in die tijd de dagen en jaren anders hebben geteld dan vandaag de dag het geval is; namelijk in tientallen, vijftigtallen en honderden. Wanneer men toen dan vijf, zes tot zevenhonderd jaar zou leven, zou dit echter niet meer zijn dan vijftig, zestig of zeventig jaar volgens de hedendaagse telling. (Zie: Edgar Cayce Reading 1968-2.)